De EU worstelt met haar grote groene uitdaging
De EU ambieert leiderschap op milieuvlak. Soms slaagt ze daar ook in, maar of de Unie haar zogenaamde 20-20-20-doelen voor klimaat en energie zal waarmaken, is maar de vraag. Die ambitie raakt immers de kern van ons economisch model. Het Europese beleid ter zake is dubbelzinnig: nogal wat geld gaat naar zaken die niet bijdragen tot de groene doelen of hen zelfs ondergraven. Dat concludeert MO* in een uitgebreide reportage, die wij hier samenvatten.
In 2020 wil de EU 20% minder CO2 uitstoten dan in 1990. Ze wil bovendien twintig procent van haar energie uit hernieuwbare bronnen halen én de energie-efficiëntie met twintig procent opdrijven. Met die 20-20-20-doelstellingen plaatste de EU zich aan kop van het peloton van rijke landen in de strijd tegen klimaatverandering. Maar waar staan we nu?
Doel 1: uitstoot terugdrijven
In 2009 lag de Europese uitstoot al 17,3 procent lager dan in 1990, waarmee het target voor 2020 nu al bijna bereikt is. Om te voorkomen dat de EU het komende decennium op haar lauweren zou rusten, willen sommigen dat de EU de uitstoot tegen 2020 met dertig procent terugdringt. Tegenstanders vrezen evenwel voor een desindustrialisering van Europa indien de EU dat eenzijdig zou beslissen. Hoe kun je immers concurreren met China en andere blokken als CO2-uitstoot in Europa duurder is?
Doel 2: meer hernieuwbare bronnen
Moeilijker wordt het tweede doel: over negen jaar twintig procent van onze energie opwekken uit hernieuwbare bronnen. Volgens de laatste gegevens haalden we in 2008 10,3 procent van onze energie uit hernieuwbare bronnen (wind, zon, biomassa, waterkracht, de warmte van de aarde)
Doel 3: energie-efficiëntie verhogen
Nog veraf blijkt het derde doel, de Europese energie-efficiëntie met twintig procent verhogen.
Een tandenloze tijger
Het Europese Emissiehandelssysteem (EHS) zou een van de pronkstukken van het Europese klimaat- en energiebeleid moeten zijn. Het EHS richt zich enkel tot sectoren met een hoge koolstofuitstoot uit vaste bronnen, zoals krachtcentrales en de staal-, ijzer-, petroleum- en gasindustrie. Die worden geacht hun emissies tussen 2005 en 2020 met 21 procent te verminderen.
Het EU-budget doorgelicht
De EU beschikt niet over een enorm budget: 141 miljard euro per jaar is niet veel meer dan één procent van het bruto nationaal inkomen van de Unie. Toch blijft het interessant om te onderzoeken of en hoe de EU haar eigen bestedingen afstemt op de 20-20-20-doelen.
De Europese Commissie, meer bepaald het Directoraat-Generaal Interne Politiek, onderzocht zelf in hoeverre het EU-budget vervuiling en niet-duurzame praktijken subsidieert. Het komt tot opmerkelijke vaststellingen.
De structuur- en cohesiefondsen –goed voor 51 miljard euro per jaar– zijn na landbouw het tweede grootste budget van de EU. Maar slechts 2,6 procent van het totale bedrag gaat naar hernieuwbare energie, terwijl meer dan twaalf procent naar wegen en luchtverkeer gaat –dertien miljard euro per jaar of de helft van alle investeringen voor transport. Het spoor krijgt maar half zoveel, schoon stadstransport moet het stellen met kruimels.
Veel europees geld voor kernenergie
Het loont de moeite ook de energie-investeringen van de EU van dichterbij te bekijken. De grootste bedragen komen uit de eerder genoemde cohesiefondsen: 4,7 miljard euro (op zes jaar tijd) voor hernieuwbare energie en 4,2 miljard euro voor energie-efficiëntie. En kernenergie kreeg drie keer zoveel subsidies als hernieuwbare energie.